Er was een tijd dat ik ook de humus zelf maakte. Dat werd een beetje te veel. Om een beetje te kunnen rommelen, in de loop van ‘t proces de smaak te kunnen perfectioneren, was ‘t noodzakelijk een grote hoeveelheid te maken. Dat leerde al snel de ervaring me. Bovendien had ik dan ook een bakje voor Tineke. & Er bleek daarnaast belangstelling van collega’s. Kwam ik uit de kosten, dat was ook wel een voordeel.
Dat liep dus uit de hand. Want er moest ook een tekst bij. Bij ‘t recept. Alleen de ingrediënten oplepelen, dat is iets wat ik niet kan. Er moet een waarom bij. Of hoe ‘t zo kwam dat.
Dat is de reden dat de foto van m’n aanstaand ontbijt (als je dat letterlijk neemt duurt die bij mij tot vlak voor ‘t avondeten; ik krijg ‘t niet in 1 keer in m’n mond gestouwd) ook gezelschap nodig had. Naast ‘t beleg uitleg.
De green chilli pickle links; de fabriekshumus rechts; onderop ‘t brood.
Laat ik bij die laatste maar beginnen. Rechts heeft bovendien al genoeg aandacht gehad: ik maakte zelf beter & gevarieerder.
Ik kreeg voorschriften. Anderen noemen zoiets een dieet. Ik beschouw ‘t meer als een aanpassing aan m’n dagelijks leefpatroon. Ter meerdere glorie van mezelf & de daaraan gepaard gaande mate van leefcomfort.
Stel bij dat laatste zoiets als buikrommel voor, enige vorm van noodzakelijke petomanie (indien mogelijk zonder omstanders) & regelmatig gezelschap van een toiletpot. Maar dan vooral bij een zekere verandering in eetgewoontes liefst iets minder van dat alles tot gevolg.
Vandaar dat ik, naar voorbeeld van Tineke, besloot m’n eigen brood te gaan bakken. Eeuwigdurend. Zolang m’n lichaam dat aan zou kunnen in ieder geval, er vanuit gaande dat de verzorgsters in ‘t bejaardentehuis van de toekomst daar geen gewoonte van zullen willen maken.
Gezond, met diëtistvoorschrift spelt, luchtigheid zemelen, uitgestelde aftakelingsingrediënt walnoot & een verdere verdieping van smaak middels een bepaalde hoeveelheid gebrand graan.
Op een gegeven moment in ‘t niet al te verre verleden, maar toch enige jaren terug, zag ik een groen goedje in blik bij m’n favoriete toko in ‘t schap staan. ‘t Deed me denken aan m’n jaarlijkse deelname aan de ‘staff’ van een engels bierfestival, waarbij de slotavond opgevrolijkt werd door een barbecue voor de vrijwilligers, gelardeerd met restanten bier die niet meer goed op smaak was. Plus een keur aan potten pickles van Pataks, die toen nog nagenoeg onmogelijk in Amsterdam verkrijgbaar waren.
De engelsen wisten daar wel weg mee: door de pickles kon je vaak ‘t vlees op je buurmans bord niet meer ontwaren. & Zo wilde ik voortaan ook gaan leven.
Was er niet die dame die op enig moment in m’n leven verscheen & me voorschriften, weliswaar vrijwillig op te volgen, oplegde.
Vanaf die gedenkwaardige mijlpaal in m’n leven bevatte alleen ‘t potje Green Chilli Pickle van alle verkrijgbare Pataksvarianten geen fouten in de ingrediëntenlijst.
Toen kwam Corona in m’n leven. Eigenlijk hoor ik daar Covid19 te schrijven, maar ik pas me in deze aan aan de hedendaagse gezelschapstaal, ook al krijg ik altijd een dode-mussensmaak in m’n mond bij ‘t uitspreken van dat merk bier.
De Pataksfabriek bleek geen chinese groene pepers te kunnen krijgen, werd mij tijdens een conversatie van mondmasker naar mondmasker verteld door een tokomedewerker. Dat kwam door Covidgerelateerde exportverboden.
Dus heb ik thuis m’n beeldscherm aangezet & filmpjes van over de hele wereld zitten bekijken over hoe je dat goedje zelf kon maken. De meeste daarvan onverstaanbaar in een on-europese taal, maar waren wel ingrediëntondertiteld in ‘t engels.
Zodoende. Er staat voor de 3e maal een pan gevuld met m’n eigen interpretatie van wat die van oorsprong hindi mensen me voorgekauwd hebben. Dit keer niet té heet. Wel te zout. Maar juist dat doet ‘t goed met m’n niet al te veel bepekeld brood.
Over 3 à 4 maanden ga ik weer aan de slag & zal ‘t resultaat net zo onregelmatig in seriekwaliteit blijken als voorgaande versies & de diversiteit aan de Youtube-keukeninfluencers van hindi makelij.
Bij wijze van uitzondering is Zijperspace ditmaal visueel opgekleurd, maar dat ‘t vooral geen gewoonte mag worden.