De voorraad is ondertussen alweer lang op in Zijperspace.
(Column namens IVN geschreven voor Amstelveens Nieuwsblad)
Drempel
Ik ben bezig de keuken te betreden, geheel in gedachten met mijn doel, & heb bij 1 plus een kwart (een ‘¼’ zou ik dat ’t liefste schrijven schiet mij een moment later te binnen; wel… beter gezegd 2, misschien wel 3 momenten erna komt de realiteit van m’n gedachtenstroom mij te binnen) ontwakend realiteitszin door dat ik bezig was te onderzoeken hoe lang ’t duurt voordat ik er nou eindelijk eens gewend zou zijn dat ik de lichtknop voor de aanfloep van de tl zou kunnen gebruiken om mij te distantiëren van een 3-dimensionale braille-loop.
Dat laatste: alles aflezen uit wat je weliswaar niet kan zien, maar wel met de rest van de zintuigen kan ervaren om te weten waar je bent & wat & waar ’t hoe ligt in welke geestelijke toestand dan ook, al dan niet in woord uit te drukken beschrijvingen.
Dat is genoeg verantwoording ter verdedeging van een mogelijk zelf ingebouwde valkuil.
Om de leesbaarheid dus wat te vergroten: 1½e stap dus & voor ik me realiseerde dat ik, wellicht onbewust, aan ’t bijhouden was dat ik moest wennen aan de lichtknop die weer een helder zicht in de keuken kon veroorzaken.
De dag na de installatie van een minstens 20 jaar op zich laten wachtende vervanging van de lamp beweerde ik al stoer dat ik wel even moest wennen, maar aan ’t eind van de avond er gelukkig, schijnbaar routineus, aan gewend was geraakt.
De volgende dag wist ik dat ik een oude conservatieve eikel was geworden die zich met dogma’s, routine’s & nog een 3e reden (want als je iets zegt kan je dat beter in een trio oplepelen, als voor de luisteraar of lezer goedbedoelde & aandachttrekkende stijlvorm & tegelijkertijd een handreiking om de aandacht makkelijker vast te houden) mezelf had proberen te overtuigen dat ik nog net zo jong was van geest als…
Ach, men weet wel.
De volgende dag moest ik weer bij nul beginnen.
Ik dacht bij die opfloepende (hoor de echo van een eerder gebruikt woord) gedachte nog: dat aantal had ik liefst als ‘0’ geschreven, maar van dat streven uit mijn (schijnbare) jeugd snapt momenteel toch niemand iets. Want de jeugd is oud geworden & vindt vousvoyeren hun allerliefste hobby om voor mij onbegrijpelijke redenen.
Ik was inmiddels alweer vergeten dat om de hoek van de keukendeur een knop zat die zijn oude functie aan ’t heruitoefenen was. Mijn onderzoek dat ik gelijk daarmee had ingesteld incluis. Dat duurde tot halverwege mijn keuken.
Ziedaar ’t 1e onderzoeksresultaat. Aan ’t eind van de dag aangevuld met een continue balkendiagram met slechts een enkele uitzondering omhoog & na 3 bier des avonds plots een uitzonderlijk dipje toen mijn dorst zo groot was voor nog een 4e dat de balk slechts de drempel van de keukendeur wist te vinden, maar zich daardoor niet liet weergeven in mijn denkbeeldige balkenstatistiek.
Dit is inmiddels al iets meer dan 2 weken geleden. Wilt u op de hoogte blijven van verdere ondervindingen, gelardeerd met aannemelijke conclusies van iemand die tijdens de studie een semesteruitstapje met daarbij een stukje verplichte psychologiestatistiek had besloten nooit meer iemand behalve zichzelf in cijfers te zullen uitdrukken, dan zult u even geduld moeten hebben wellicht. Ik heb nl inmiddels gemerkt dat ’t onderwerp, wil ik ’t naar waarheid kunnen staven, uitzonderlijk veel woorden nodig heeft. Dit zou er zomaar voor kunnen zorgen dat ’t minder over ’t gebruikelijke onderwerp zal gaan, in casu: mij, maar slechts afleidend over die drempel die mij & mijn lichaamswarme prettige leefomgeving (huiskamer) doet scheiden van mijn ’s avonds zeer aantrekkelijke bierreservoir.
Ik hoop derhalve dat ik later een volgend stuk voor zal kunnen leggen over hoe de knop van de in herbruik zijnde tl-locatie z’n oude functie in mijn ondanks disfunctioneren van mijn brein in de loop der tijd heeft weten te hervinden & dat dit inzicht zal geven over de verloedering van de menselijke geest, hoewel, dat moet ik eerlijk bekennen, de staafdiagrammen van de jongere jaren reeds zijn vervluchtigd.
Dat men weet wat de stand van staven momenteel is in ’t altijd verlichte Zijperspace.
Cursus Lijfloggen, deel 35
Dat zogauw ik aan een sinterklaasgedicht begin
Ik geleidelijk aan in een andere rol geraak,
Eigenlijk al vanaf de eerste volledige zin.
Terwijl ik slechts twee eindes laat afstemmen op elkaar,
Niet eens van een zin, maar vaak slechts een deel ervan,
Twee delen die aan ’t eind dan lijken op mekaar,
Niet meer, niet minder ook, want dat is not done.
Vooral bij die laatste vroeg u zich af misschien:
‘Wat doen die Engelse woorden erbij?’
Dat moest men ook niet lezen, dat was niet te zien,
Dat klonk wellicht beter als men die zin zei.
Het gaat om het eind,
Ik zei het reeds.
Waarbij eenzelfde uitspraak zeer verfijnd
Vóór een korte pauze terugkomt steeds.
En terwijl ik met al die woorden bijna vecht,
Als een puzzel waarbij slechts één stuk op de ander past,
Kom ik dan in een vreemde gemoedstoestand terecht
En word ik geleidelijk aan een andere gast.
Het laat zich raden wie dat zal zijn,
Tuurlijk groeit aan m’n kin pardoes een baard
En heeft het mijns inziens alle schijn
Dat ik er uitzie als zwaar bejaard.
In mijn hoofd verandert mijn lijf,
De jaarlijkse taak gaat met mij aan de haal,
Terwijl ik niet meer doe dan dat ik opschrijf,
Op steeds dezelfde uiteindes, een kort verhaal.
Ik word de Sint,
De Sint wordt mij.
Zijn geest voert over mij ’t bewind
En over die geest heb ik de voogdij.
Ik voel me wijs,
Voel ook m’n kennis aanzienlijk groeien,
M’n haar wordt grijs,
En ik wil deez aard met m’n eruditie bevloeien.
Dat duurt niet lang;
Ik stel u gerust.
Na afloop van die rijmendrang
Is de oude man in mij geblust.
De bedoeling van dit verhaal,
Dat wil ik nog wel even kwijt,
Zet dat bij uw maandelijks huiswerk maar centraal:
Wanneer was bij u voor ’t laatst persoonsverandering een feit?
(Deel 0 staat hier, als introductie op wat ik 50 afleveringen lang heb volgehouden te schrijven voor ‘t weblogmagazine about:blank, maar verloren werd gewaand. Dl 1, Dl 3 [daar kan je ook lezen wat er aan de hand is met Dl 2], Dl 4, Dl 5, Dl 6, Dl 7, Dl 8, Dl 9, Dl 10, Dl 11, Dl 12, Dl 13, Dl 14, Dl 15, Dl 16, Dl 17, Dl 18, Dl 19, Dl 20, Dl 21 & Dl 22 zijn reeds herverschenen alhier. De komende tijd zal ik de rest van ‘t materiaal dat ik ondertussen geheel heb teruggevonden alsnog hier gaan publiceren.)
De wegmier & de bochelvlieg
Maar of deze wegmieren daar onder de tegels werkelijk zo veilig zijn is maar de vraag. Er zijn zat organismen die belangstelling hebben voor de leefomgeving van mieren. Deze zogenaamde myrmecofielen hebben verschillende manieren om van de mier te profiteren. De een heeft belangstelling voor het afval, de ander probeert de winter warm door te komen en er zijn er natuurlijk ook die parasiteren op de mier. Van schimmels tot pissebedden en van sluipwespen tot bochelvliegen.
En die laatste groep, de vliegen met een aan het torso laag hangende kop, waardoor het lijkt alsof ze een bochel op hun rug mee moeten sjouwen, díe groep heeft wel een heel grote variëteit van overlevingsvormen. Bovendien zijn ze vaak dermate klein dat ze niet al te vaak waargenomen worden, laat staan dat bekend is wat hun leefpatroon is. En er zijn er zo veel dat nog lang niet alle soorten ontdekt zijn. Wel is inmiddels duidelijk dat iedere soort zijn eigen specialiteit heeft, dat een bepaalde familie mieren aantrekkelijk vinden en dat er eentje in Nederland voorkomt die zeer gesteld is op de wegmier.
Misschien zit er wel eentje onder een tegel, wat dieper gelegen nu (want warmer daar), in het winterverblijf van een wegmiervolk.
Deze Pseudacteon formicarum heeft nog geen Nederlandse naam. Ze worden niet al te vaak gevonden. Hooguit specialisten die weten hoe ze te vangen zijn en microscopisch kunnen achterhalen om welke soort het gaat.
Het blijkt uit onderzoek dat deze bochelvlieg pas op de wegmier afkomt als de laatste verstoord is geraakt en daarop zijn mierenzuur als wapen heeft ingezet. Bochelvieg weet hierdoor renmier te localiseren, steekt in haar lichaam om zodoende daar eitjes achter te laten.
Na de winter wordt het lente, het lichaam van de wegmier barst open en de volgende generatie bochelvlieg treedt aan.
Maar of er in Nederland al iemand hiervan getuige is geweest is maar de vraag. De bewuste bochelvlieg waart hier rond, maar men is nog niet bij de geboorte aanwezig geweest.
Aan de andere kant is er in 2018 een nieuwe bochelvlieg bij de mergelgrotten van Valkenburg gesignaleerd. Men weet dat deze gespecialiseerd is in reuzenmieren.
Men heeft deze reuzenmier echter nog niet in Nederland gevonden.
Weer wat organismen tot leven gewekt in Zijperspace.
(Column namens IVN geschreven voor Amstelveens Nieuwsblad)
Ornithomycologie
Daarnaast is het niet ongewoon gebleken dat schimmeldraden of bundels daarvan (rhizomorfen) door diverse in de grond wroetende vogels worden gebruikt voor versteviging van hun nesten. Wereldwijd zouden er 176 vogelsoorten rhizomorfen gebruiken bij de nestbouw. Er is een kans dat in Nederland de boomkruiper dat ook doet; bij zijn verwant de Amerikaanse boomkruiper is dat reeds vastgesteld.
En dat laatste trekt sinds kort wat meer aandacht. Want waar de maaltijden van zoogdieren inmiddels uitvoerig zijn bestudeerd waar het gaat om paddenstoelen – maar liefst 260 soorten maken ervan gebruik – weet men van vogels pas sinds kort dat tenminste 54 soorten het in hun dieet hebben staan. Daar heeft de paddenstoel zelf voordeel van, want het levert een goedkope manier van transport op, want net zoals de vruchten van de lijsterbes door vogels worden gegeten, waardoor de uiteindelijk uitgepoepte zaden op een volgende plek zich tot boom kan gaan vormen, kunnen de sporen van paddenstoelen evenzo vervoerd worden. Dat heeft veel voordelen: de meeste sporen (zo’n 95%) raken namelijk niet verder verwijderd van zijn paddenstoel dan één meter. De vogel kan enkelen meenemen naar andere horizonten en nieuwe kansen voor de soort.
Maar ook de vogel heeft baat bij de consumptie van paddenstoelen: ze bevatten o.a. ijzer, calcium, proteïne en alle soorten aminozuren. Veel stoffen waar vogels wat aan kunnen hebben, hoewel daar nog lang niet alles van bekend is. Men weet ondertussen wel dat het aminozuur tryptofaan bijvoorbeeld bij de mens positieve invloed heeft op emoties, slaap en stemming. Wie weet is een vrolijk rondvliegende boomkruipertje in Amstelveen dus net bezig geweest met knabbelen aan ’t randje van zijn nest, waar een paddenstoeltje de kop op had gestoken.
Nog veel onderzoek zal moeten plaatsvinden voordat we daar meer van gaan weten. De ornithomycologen zijn in ieder geval van start gegaan.
In Zijperspace eet men hummus om genoeg tryptofaanvrolijk van te worden.
(Column namens IVN geschreven voor Amstelveens Nieuwsblad)
Cursus Lijfloggen, deel 22
Er werd iemand aangewezen die een kuil moest graven. Minstens een meter diep. Het moest toereikend zijn voor vier patrouilles van ieder minstens zes jongens. Plus dan nog drie volwassenen als leiding. Een week lang huishoudend in het kamp. Om de kuil werd een canvas zeil gehangen, omhoog gehouden door enkele stokken. En voor de kuil kwamen twee palen te staan, waar tussenin met mastworpen een derde paal werd bevestigd, zodat je daar op kon gaan zitten. Overhangen, zogezegd. Je billen moesten boven de kuil gesitueerd kunnen worden. Een beetje handige assistent-patrouilleleider kon er nog een constructie van touwen aan bevestigen, zodat de kleintjes met behulp van hun hakken het evenwicht daar in die hoogte van ongeveer een meter boven de grond en twee meter boven de bodem van de kuil konden bewaren.
(Deel 0 staat hier, als introductie op wat ik 50 afleveringen lang heb volgehouden te schrijven voor ‘t weblogmagazine about:blank, maar verloren werd gewaand. Dl 1, Dl 3 [daar kan je ook lezen wat er aan de hand is met Dl 2], Dl 4, Dl 5, Dl 6, Dl 7, Dl 8, Dl 9, Dl 10, Dl 11, Dl 12, Dl 13, Dl 14, Dl 15, Dl 16, Dl 17, Dl 18, Dl 19, Dl 20 & Dl 21 zijn reeds herverschenen alhier. De komende tijd zal ik de rest van ‘t materiaal dat ik ondertussen geheel heb teruggevonden alsnog hier gaan publiceren.)
Bochels
Terwijl ik verder lees vandaag, div boeken, div daarmee gepaard gaande bedoelingen om er uit te halen wat ieder daarvan in zich heeft, slaat toe waar ik jaren geen last van had.
Misschien staan de kussens in de verkeerde stand. Plus de shirts, lange mouwen allen, die, er achter weggepropt, hun stand moeten versterken. & Ik, de zonderling, die z’n manier gevonden dacht te hebben m’n nek te behoeden voor stijfheid met bijkomende schele hoofdpijn. Weliswaar tijdelijk, maar niet meer tot lezen in staat.
Bijkans misselijk, duizelige misselijkheid, ga ik dan maar achter de pc zitten, waar nou juist mijn benen, m’n knieën & hielen, eerder weerstand tegen boden.
Ik herinner me ondertussen, de strompelweg van 2 meter richting bureaustoel, de teiltjes waar m’n moeder mee aan kwam zetten terwijl ik hún 2-persoonsbed, gordijnen dicht, als enig veilig toevluchtsoord over had. M’n hoofd & nek in ’t donker bij buiten volle zon ontspanning toedienend door draaien & knikken, daarbij m’n oren te laten horen dat er nog enige soepele beweging in zat. Een kleine krrkrkrr, een bescheiden knik & tik, m’n schouders me overtuigend dat rechte stand nog steeds mogelijk was.
Maar weg was boek. Voorlopig geen dromen van wat ’t leven buiten dat van mezelf allemaal behelst. Ik laat de relaties tussen wespen & mieren, nog fascinerender: van die laatste met de bochelvliegen (’the phoridae’, zei ’t boek, & pas een halve dag later wist ik wie ze waren, wist ik dat ik dat al had moeten weten).
Ik nam een hapje brood. Een veel te klein gedeelte van wat ochtend- & middagmaaltijd had moeten zijn.
Temporiseren. Zorgen dat ik de tijd nam. Genieten van wat nog aan geheimen komen zou als ik weer de euvele moed had.
Een slok zwaar bier, dat zou vast ook goed helpen. & Daarna de fles leeg.
Er staat altijd een medicijnkast gereed in Zijperspace.
Afgedekt
Terwijl ik lees dek ik met m’n vingers, aan weerszijden, de paginanummers af.
Soms raak ik zo in ’t boek verdiept dat ik ’t vergeet. ’t Laat…, zoals ’t gaat.
Maar ik word niet veel later gestraft door m’n heen & weer schietende pupillen. De links links, de rechts rechts.
Daarnet was ’t 70 & 71.
Dat zet m’n hoofd op hol. In relatieve zin, dat wel, maar ’t is uiteindelijk wel onnodige afleiding.
Soms ga ik dan naar de laatste pagina van ’t verhalende gedeelte om te zien wat ’t percentage ong is. Al gelezen tegenover nog niet gelezen van ’t totale geheel. ’t Zorgt er dan vooral voor dat een minuut, of langer, niet meer tot me doordringt wat er geschreven staat. De klik wordt niet meer gemaakt.
’t Wordt erger als ik daar rekensommetjes van ga maken. Met ongevere schattingen van wat ik aan tijd verdoe door ’t niet afdekken van de paginanummers, ’t voor de zoveelste keer bladeren naar ’t eind, ’t dankwoord, de aantekeningen en de notities daar valselijk bij negerend (een deel lees ik uiteindelijk evengoed) en daar als slotconclusie bij bedenk hoeveel tijd ik bij benadering daardoor verloren heb & hoeveel boeken ik op zeg maar 10 meer gelezen had kunnen hebben als ik me niet aan dergelijk gedrag bezondigd had.
Tegelijkertijd besef ik me dan ook des te meer dat ik me vooral met onbenulligheden bezig houd. M’n hoofd moet tot kalmte gemaand worden. Alles gecheckt, een goed gevoel over van wat correct is & wat ’t eindresultaat daarvan is of zou kunnen zijn.
Een vlaag van vermoeidheid zucht dan voorbij. Ik schud m’n hoofd van wapperdewap (ingebeelde orenflap) & vervolg de tekst. Tot ong 2, misschien wel 10 blz verder.
M’n hoofd is dan alweer vergeten wat hij zichzelf beloofd heeft.
Evengoed bedenk ik me, ben ik bezig met te begrijpen, dat ik dit geschreven moet hebben. Er is een eindigheid & er is daarnaast niemand anders die ’t voor me kan doen.
Ik ben de man van kleinigheden & ’t zou zonde zijn als juist die niet geboekstaafd staan. Want ’t grootse plus ’t niet onopgemerkt voorbijgegaan is al opgetekend.
Paginanummers zijn echter niet wel besteed aan Zijperspace.
Demjoe
Damn you, Burnout.
Momenteel zit je in m’n nek te hijgen, waardoor die gloeit, verstijft, me snoert aan 1-zijdige blikvelden.
& Dat is slechts 1 van je metamorfoses. Want weet je nog van de zolder? Waar je jezelf nog Overspannen noemde. & Je je manifesteerde in kokerview door ’t kantelraam, daar bovenop ’t dak. Je liet slechts auto’s voorbij rijden, zonnen schijnheilig me teisteren tot ik met m’n zweet afdroop van ’t matras dat tijdelijk de rol van traptree had. Weg van m’n kokerkijk de wereld in, zo klein, beperkt, & zelfs daar nog bedreigend dat ik niet wist of ik er weer deel van uit zou maken.
Ooit, ooit, ooit, echode je na in m’n oor. Want herhalen slaat harder, definitiever. Waar herhaling vast niet zou betekenen dat de 20 jaar zichzelf nog zou vermeerderen. ’t Was als beuken met een hamer, om de groei er uit te nemen, de kanten er af te slaan, de weerstand verpulveren.
Nu heet je burnout, al dan niet met een streepje er tussen. Zodat ’t wel of niet tot op ’t botje verbrand zou worden wat nog over was.
Steeds weer denk ik je verjaagd te hebben. Hier is niets meer te zoeken, geen ziel te koop.
Maar juist dan knijp je opnieuw in m’n nek. Zoals vriendjes, waarvan ik dacht ‘vriendjes’ daar op ’t schoolplein, verstoppertje-lang, trefbal-onbetast, tikkertje-gemist, me bij verveling met een onverwachtse greep verlamden, hoofd achterover adem snakkend, handen wapperend als een drenkeling die stikken zou.
M’n hoofd durft niet bewegen & zwijgt de woorden, want die lijken juist daarlangs getranporteerd te moeten worden.
Of anders, als een kapstok waar al je huiden hangen heb je een nieuwe vermomming gevonden, beneem je me de adem. De kans te kunnen lachen, al is ’t van glim zo klein.
Je doet m’n vriendinnen twijfelen, & mij bij ’t zien daarvan doen oreren dat hun eigen gehooroorganen zich dichtknijpen zodat ze slechts jou inwendig kunnen verstaan.
Anders je zenuwentruc: een lichtflits, een scheut, een overdosis van wat er zowiezo al niet meer bij kon. Met de hemel die valt & mij als enige zal pletten, zoveel als er op mij afkomt.
Je knijpt me, butst me, doet me overlopen van verlangen tegen beter weten in, je stemt me, tot ’t uiterste, naar toppen, zodat de val daarna langer duurt, je scheurt, in partjes al naar gelang de delen zich laten scheiden, je heimweent, je sluit, tot ’t kubusje te klein is om te beseffen dat ’t leeft.
& Na een nacht van duister slapen ontwaak je me, met ’t gevoel dat ik niet zonder kan & dat ik altijd blijf.
Zijperspace-oneindig.
Meel als mottenwieg
Het motje kan er eigenlijk niets aan doen: ze vindt haar tafeltje gedekt. Of eigenlijk dat van haar kinderen. En haar instinct vertelt haar dat ze ervoor moet zorgen dat ze zo snel mogelijk groot zullen groeien op een dieet van dat o zo fijne meel.
De meelmotten hebben inmiddels Zijperspace bereikt.
(Column namens IVN geschreven voor Amstelveens Nieuwsblad)