Instaspaced (XXXV)

Gewone boomwrat

& Dat ‘t dan toch ‘denkende’ wezens blijken, als in een andere dimensie, dat we ons niet voor kunnen stellen hoe & wat, dus wat ze doen denken overbrengen we niet kunnen zien raken meeleven, maar dat ze hier toch treurig bijeen zitten, want zo redden ze ‘t niet, in brand gezet, vandaar al dat rood, om toch geen verdere toenadering te bewerkstelligen, hun samen zijn een deur op slot, een amen tot elk denkbaar god.

Hoewel we daar niet zo veel van hebben in Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XXXIV)

Zesvlekprachtblindwants

Ze dartelden maar rond door de lucht, bij de boterbloemen, maar m’n camera deed hun poten verlammen, wat ze holderdebolder onbereikbaar deed vallen, in tegenstelling tot hun neefjes die op andoorn huisden: die schoten onder ‘t blad zo gauw ik van boven wilde bewonderen & achter de stengel als m’n blik horizontaal lag; nooit was ik welkom of een graag geziene gast alsof ze wisten dat 1 familielid definitief bij mij te logeren kwam & ‘t hen nooit meer navertellen zou, maar wellicht was -ie afkomstig van de familie op dagkoekoeksbloem, dat weet ik niet meer.

Logeerpartij is nog niet voorbij in Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Vuurkeverlexicon

Misschien een leuke hobby: woorden leren kennen door elke dag het woordenboek open te slaan en een willekeurig woord dat je nog niet kende die dag te gebruiken.

Dat kan ook tijdens een wandeling door het Amstelveense groen. Veel woorden die bepaalde aspecten van de natuur beschrijven, woorden die de werking van stoffen omschrijven die insecten gebruiken om hun prooi te bedwelmen, of termen voor beesten die in de loop van de evolutie op een ander gevaarlijk dier zijn gaan lijken; dat soort woorden gebruik je ook niet zomaar elke dag.

Als u echter dit stuk straks tot het eind hebt gelezen is ook uw woordenschat een beetje vergroot, zodat u straks tijdens een natuurwandeling terloops kunt vertellen over wat vuurkevers voor een mens kunnen betekenen. U heeft gelijk enkele woorden klaar om uw verhaal op te fleuren. De vuurkevers zijn er weer. Vooral de roodkopvuurkever kan je veelvuldig tegenkomen. Heel prettig: hij lijkt graag te poseren. Hij draait zijn nek ietwat, staart je aan en levert prachtig resultaat als je een plaatje wil kieken. Net als de zwartkopvuurkever overigens die, hoewel minder alomtegenwoordig, ook gemakkelijk gespot kan worden. Ook fel rood van kleur en in plaats van een rode kop…

Die felle kleur is niet voor niets. Veel insecten zijn fel van kleur of lijken op andere gevaarlijke beesten. De wesp lijkt vaak te zijn gekopieerd. Dit noemt men mimicry. Dan vormt een dier misschien niet echt een bedreiging voor bijvoorbeeld een hongerige vogel, maar omdat de gelijkenis groot is kan er beter voor een ander maal gekozen worden.

Vandaar dat zo’n vuurrode kever rustig kan blijven zitten. Rood betekent giftig in dit geval. Opvallend gekleurde dieren gedragen zich daardoor vaak wat relaxter. Vuurkevers zijn wel ietwat giftig: ze bevatten cantharidine. ‘Waarom zou ik dat woord moeten onthouden?’ vraagt men zich inmiddels af. Dat stofje is een afrodisiacum: een woord afgeleid van Aphrodite, godin van de vruchtbaarheid. Cantharidine zorgt bij minimaal gebruik voor irritatie van de urineleider, wat voor extra bloedstroom die kant op zorgt. Een beetje fantasie en u begrijpt wat voor effect dat in bed kan hebben. Niet thuis uitproberen overigens: bij te veel gebruik ontstaat priapisme, waarbij een erectie úren duurt.

Hoewel cantharidine effect kan hebben bij het verwijderen van wratten, wordt het middel sterk afgeraden vanwege de oncontroleerbaarheid en ernstige bijwerkingen. Nee, dan kan men beter een natuurwandeling maken en genieten van die kleurrijke kevers.

Vuurkevers worden zeer gewaardeerd in Zijperspace, maar niet vanwege hun priapistisch vermogen op menselijke man.

(Bovenstaande is tevens gepubliceerd in ‘t Amstelveens Nieuwsblad; enige correcties zijn er op toegepast)

Langniet

Ik ben er nog lang niet.
Denk ik als ik met een onverwachte vrouw bel die moet weten hoe ‘t met me gaat.
Dat ik haar oeverloos eerlijk vertel hoe de dingen op me inwerken, me voorbereid op een online gesprek morgen ihkv een mogelijke deze tijd onmogelijke baan, & wat ik al eerder allemaal verteld heb aan de controlerend arts van dezelfde organisatie.

Controlerend arts, zo noemden we dat vroeger.
Als ik ‘t zo noem word ik er misschien zieker van dan van ‘t plotse controlerend belletje dat ik verplicht plotseling voerde.
Ik was me van begin af aan ervan bewust dat dit verplicht was. Ze introduceerde haarzelf als vervanger. Ik zei de vervanger dat ik haar voorganger niet kende. Zij zei dat dat klopte. Maar dat zij ‘t oppikte waar de ander gebleven was. Want haar voorganger, waar zij voor inviel, onderhield ‘t contact met de werkgever.

Huh.

Die wriemelende vraagteken weerhield me niet eerlijk te zijn.
M’n leven is nl eerlijk zijn. Dan heb je daarna niets meer te verliezen. Want alles is al gegeven.

Toch strafte ze me evengoed streng door te kennen te geven dat ze niet snapte dat ik niet met geld om kon gaan & dat onderwerp niet naar m’n begeleiding kenbaar te maken in de te volbrengen opdracht die door hun gegeven was.

Pff. Zo ingewikkeld als die zin: men mag ‘t corrigeren.
Zo ingewikkeld waren de daaropvolgende telefoonproduksels.
Een zware vrouwenstem die mij aan 80-er jaren uitkeringsaanvragen deed denken.

Niks mag fout gaan. Alles moet eerlijk.
Want daar is geen leugen.

Maar uiteindelijk ben ik er nog lang niet, blijkt.
Ondanks dat ‘t me gelukt is haar lage vrouwenstem weg te drukken gedurende de middag. & Ondanks ‘t goedendag & succes met je gesprek, succes met wat verder komt.
& Alles wat ze me had kunnen toewensen plus etc…

Ik ben terug bij m’n huisarts. 18 Maart 2019.
Ik heb voor ‘t 1st in m’n leven dat ik met trillende stem vertel.
Vertrouwen doe ik die man. M’n stem echter niet. Die is aan ‘t ventileren hoe de beroering zich laat gelden als die geen andere ventilatie heeft.

Ik ben terug bij m’n huisarts, dankzij die vrouw. Met zijn vertrouwen begon ik te beseffen dat ik er niet was. 2 Weken waren niet genoeg.

Ik wil terug naar m’n huisarts. M’n stem laten trillen, ‘t totaal overleveren, niet weten wat komt, maar toevertrouwen dat wat komt goed komt. Al trilt ‘t de vloer, ‘t bureau, ‘t gesprek tot stilzwijgen kapot trilt.

‘t Is 18 maart vandaag. Men weet welk jaar.

Anno domino Zijperspace.

Achtertuinnatuur (I)

Een paar jaar geleden rilde ik als ik een slak op moest pakken. Die noodzakelijkheid wil nog wel eens gebeuren, want ze hebben van nature meegekregen hoe ze m’n huis moeten binnendringen. Ong 15 jaar geleden moet die evolutie voltooid zijn hier. ‘t Grappige is: 1st heeft ‘t volk dat in m’n achtertuin leeft ‘t zelfstandig tot zover gebracht, zo’n 4 – 5 jaar geleden enkelen aan de voorkant.
Dat laatste heb ik kunnen vaststellen aan de slijmerige sporen die, tegen ‘t licht van buiten dat spaarzaam de hal in valt, enigszins oplichten. 1st Kwamen ze niet verder dan dit voorgeborchte van mijn bestaan; de laatste tijd zie ik dat ze zich in de gang hebben gevestigd als ik vanuit de keuken diezelfde glinstering van hun nachtelijk zwalken zie oplichten.

Niet echt bang meer. Maar toch evengoed minstens een rol keukenpapier per jaar besteed ik aan ‘t middernachtelijk oprapen van vastplakkende naaktslakken. Ik vat ze zonder m’n vingers daadwerkelijk met hun vocht te bezoedelen. Niet echt bang meer, maar toch kriebelt ‘t even bij m’n schouderbladen, waarbij die rilling in een seconde doorloopt naar m’n nekharen, als ik denk aan hoe ik in m’n onderbroek 1½e slak (imago plus jongeling) heb geruimd door ze door de kort kierende deur naar buiten te werken.

‘t Is wel tekenend dat ik bij een 1e stuk over m’n achtertuinnatuur blijf hangen bij dat wat de grens heeft overschreden tussen die stadse natuur & ‘t denkbaar veilige mensenonderkomen. In m’n halfnaaktheid benader ik des middernachts datgene wat ik terug wil sturen naar voorbij de door mij veronderstelde grenzen.

Maar er was een doorbraak.
Ik deed een mini-cursus bodemdieren, georganiseerd door de entomologische vereniging, waarbij enkele, ik meen me te herinneren costa ricaanse, 1000-poten ‘t lokaal door werden gegeven. Iedereen mocht ze even vasthouden, deze 20 cm lange, zwarte beesten, die je hand veranderden in een niet-verwachte kronkeling van kieren & sluiptussendoortjes. Ik had me 5 min kunnen voorbereiden op ‘t moment dat 1 van die onmetelijkveelpoten bij mij arriveerde, maar had in die tijd niet kunnen bedenken dat ik daar een foto als getuigenis van nodig had.
Als mijlpaal.
Waar een angst overwinbaar bleek.
Uiteindelijk stelde m’n mini-cursusbuurman voor m’n mobiel te hanteren voor ‘t vastleggen van deze gebeurtenis. Als ik de datum weet te herleiden dan zal de prent daar wel ergens online automatisch opgeslagen staan.

Ik duw tegenwoordig spinnen opzij die in de weg van te fotograferen insecten lopen.
Ik bekommer me niet zo gauw om een paar prikjes van een brandnetel.
Ik kan ‘t niet laten om versufte libellen of vlinders m’n vinger als rustplaats aan te bieden. Beeld me daarbij in dat ik ze de wereld laat zien. Terwijl ik alleen maar mezelf toon dat ik, van ver gekomen, van hoog moeten neerdalen, besef dat ik nietig ben & zij groot van de vragen die zij, zo dicht bovenop mijn vlees, als een spervuur op me neer laten komen.

& Dan ben ik nog maar beperkt door de fysieke grenzen van Zijperspace.

Snelschriftkennismaking

Er is geen moment te verliezen. ‘t Moet nu zo snel mogelijk. Straks is ‘t moment voorbij, de animo verdwenen, de zoektocht van wie ik ben niet meer interessant.

Kijk, vroeger was ‘t wel normaal dat ik zo af & toe boven de 100 bezoekers kwam op een dag. Zo af & toe, hè. Ik wil niet voordoen alsof dat een gewoonte was.
Maar in de hoogtijdagen van weblogs was dat iets dat gewoon wel eens voorkwam. Dan had ik een leuke titel, of behandelde iets wat de zinnen prikkelde, waar men ‘t over had, was ik per ongeluk in ‘t middelpunt van de belangstelling.

Dus ik moet m’n beste beentje vooruit schuiven, dien te bewijzen dat dit wat hier verzameld staat anders is, maar desondanks niet oninteressant. Hier zit niet gewoon een freak zich wezenloos te rammen op een toetsenbord. Hoewel ik er bij moet zeggen dat zoveel aanraking niemand in m’n leven ooit bij elkaar opgeteld met mij heeft mogen meemaken. & Hoewel ik ‘t woord ‘rammen’ gebruik doe ik ‘t teder & met bewondering van wat ‘t instrument mij allemaal geeft, me ervan bewust van waar wij vandaan zijn gekomen, waar wij staan. Ongewis evengoed welke hoek we met z’n 2-en straks nemen, want taal blijft ongewis in een krocht dat besturing van zulks een ietwat onvoorspelbaar maakt.

Ik ben ondertussen geleidelijk aan oude teksten aan ‘t verzamelen. ‘t Gaat gestadig, maar zonder grote vaart. Soms laat ik me leiden door waar mensen voor gekozen hebben een stukje slechts mij eigen te bezoeken. Ik lees ‘t in de kijkcijfers, mij dagelijks bezorgd. Dan klik ik op de titel & herbeleef mezelf & wat er op enig moment aan me voorbijkwam.
Die oude teksten verzamel ik naar onderwerpen als ‘Liefdesleven’ (vandaag 1tje gescoord op bovengenoemde wijze), ‘Keukenkunsten’ (waarbij ik bijv liefde in de bereiding van humus stopte), ‘Winkelwaardigheden’ (gister supermarkt als onderwerp, maar geef mij een Hema & ik ben als vanzelf op dreef: ik eis staatssteun!) en Lijvigheden (handelt om m’n lichaam, waar ik als ondanks onregelmatig hypochonder toch veel mee te kampen heb & ik mezelf op voorschrift vul met medische wetenschap in pilformaat).
Ik moet nog overkappende titels hebben voor andere ongemakkelijkheden of een woord dat niet op dezelfde manier eindigt, maar een navoegsel bezit dat iets als ‘verleden’ behelst: ‘-ooit’, ‘-toen’ of ‘weest’. Suffix noemt men dat, maar ook dat woord geeft nog geen inspiratie.

Daarnaast zou ik ook eens moeten gaan kijken wat de dood mij heeft gedaan nadat er mensen uit m’n beeld door hem zijn verdwenen. Welke teksten daar van over zijn & waar ze staan. Ik doe ondertussen immers zelf ook bewuste stappen die kant op. Zonder dat ik daar nou dagelijks mee bezig ben, maar ‘t komt wat vaker tevoorschijn, dat gat van niks.
Wat gebeurt er dan met m’n toetsenbord & heeft die bestemming dan nog wel nut?

Maar stilletjes droom ik er van dat mijn teksten, incl foto’s, over de Canta in een kleinformaatboekje ooit nog eens gebundeld verschijnen. Dat alleen al zou genoeg moeten zijn. Wat daarna gebeurt is meegenomen.
Of nee, dat is niet waar.

Ik heb nog meer veel meer ontzettend meer waar ik m’n mond niet over kon houden in typende zin van dat moest ook geschreven & de ruimte in.

Tot ver buiten Zijperspace & way beyond, waar niemand was of zou zijn geweest.

ZupermarktZondag

Nieuwe Week Nieuws: Thee (mijn merk, mijn 1-kop-maat) nog steeds niet in de bonus. Dreft afwas komt precies op tijd. Donald Duck daarentegen decennia te laat. Maar dit is m’n natte droom, die ik met m’n toekomstige groene versie netjes kan kuisen:
https://static.ah.nl/image-optimization/static/product/AHI_43545239363439303737_1_LowRes_JPG.JPG?options=399,q85

Dat is een tweet van 24 mei, de dag voordat de nieuwe bonusaanbiedingen van start zouden gaan. De voorgaande bonusweek was geen succes voor mij geweest: niets waar ik op kon besparen, geen mogelijkheden om m’n innerlijke hamster op te kunnen botvieren.
Dan is er geen reden om naar de super te gaan. Weekje geen geld uitgeven. Koelkast & vriezer leeg eten.

De thee is nog steeds niet in de bonus, ook al is ‘t bedrijf succesvol naar de beurs gegaan. Wij mogen er nog niet van mee profiteren.
‘t Afwasmiddel ben ik de volgende dag & die 5 die nog volgden vergeten. Ik kom niet zo snel op de non-food afdelingen. Hoe vaak heb je nou tandenborstel/pasta, vuilniszakken, wc-papier, verkoudheidsproducten (dat zijn er niet zo veel), etc nodig als je ze bijna allemaal in langetermijnverpakking koopt?
Ja, ook die tandenborstel. Daar doe je toch ook (zonder vergeten te vernieuwen erbij te tellen) een ½ jaar mee.

Met een bonus als doel heb ik een reden om de super te betreden. & Gaat m’n blik vervolgens vooral naar de 35%-stickers.
Nog een probleem dat ze die laatst van ontwerp hadden veranderd. Ze vielen minder op. Bij bezoek aan Texel werd ik er voor ‘t 1st mee geconfronteerd. Maar waarschijnlijk was ik bij die keer boodschappen er al een keer totaal aan voorbij gegaan. & Tineke, die nog meer oog voor bezuinigingsmogelijkheden heeft, stond buiten op te passen op onze oppashond.
‘t Heeft ons geld gekost waar we toen beiden al niet te veel van hadden. Gratis oppasvakantie op een eiland was een meevaller. Nieuwe 35%-stickers hadden we daar niet bij ingecalculeerd.

Ik loop alle schappen af waar voor mij wat te halen is. De afdeling ‘groente-spaghetti/rijst’ is een 1e stop sinds een klein jaar. Dat heeft me in ‘t begin veel succes opgeleverd. Niemand die daar toen nog aan durfde. Veel stickers tot gevolg. Afdeling maaltijden in m’n vriezer overvol tot resultaat.
Die tijd is helaas voorbij. Schap is meestal leeg voordat de stickermedewerker in de ochtend komt inspecteren op THT-datum.

Ik heb routes. Van de groente via kip/varken naar de vers-ontbijtvlees, overstap naar franse kaasjes (ik mag 1 laktase-pil slikken per dag om daar geen last van te krijgen), richting bier naar verzamelbakken ‘Binnenkort-uit-het-Assortiment’.
& Vermoed onderweg dat ik door de bedrijfsleider & z’n assistent via de camera’s in de gaten gehouden word.

Best verdacht, zo’n bebaarde man, vieze broek (volkstuinvies; ik moet van mezelf altijd een efficiënte volgende bestemming hebben om de super aan te doen), die z’n mandje niet bijvult bij al die schappen die hij zorgvuldig bestudeert.
Hoewel… eindelijk: bij ‘t bier koopt hij goedkoop bonusbier: een alcoholist. Hadden we zo moeten herkennen, zeggen ze tegen elkaar.

Maar evengoed moest ik in de gaten gehouden worden.
Dus komt er een jongen naar me toe bij de kassa.
‘Ik moet uw artikelen even komen controleren.’
‘Oh, dat stond dit keer niet op de kassa aangegeven.’
‘Nee, dit is een extra controle.’
‘Zal ik alles weer uit m’n rugzak halen?’
‘Wacht, ik tel ze wel.’
Te veel bereidwilligheid is ook verdacht, denk ik. Nog niet eerder een tussendoorcontrole meegemaakt; m’n zelfingevulde beantwoording aan een bepaald beeld wordt bewaarheid, vrees ik.
‘U moet nog 1 kaas afrekenen,’ luidt de conclusie nadat de jongen ook de bon heeft gecheckt.
‘Goh, wat vreemd. Ik heb ze nog wel afzonderlijk gescand. Want vaak zijn ze niet even zwaar, dacht ik.’
Ik neem kaas & bon weer van hem over.
‘Betaalt u nou maar,’ klinkt ‘t wel heel belerend voor zo’n jong jochie.
Toch ietwat verward, zo zijn mensen van mijn leeftijd nou 1maal, denk ik erbij, staar ik ook een moment naar de bon.
‘Maar hé,’ roep ik hem achterna, terwijl hij al druk bezig is de winkel in te lopen, klaar met z’n tussendoorcontrole van 1 persoon, ‘er staan 2 kazen op de bon.’
Hij tuurt naar de kleine cijfers waar niet alleen mijn leeftijd problemen mee blijkt te hebben.
‘U heeft gelijk. Sorry!’
‘Maakt niet uit. Ik heb ook jarenlang achter de kassa gestaan.’
Dat was bedoeld als voorgewende begrip, maar wordt niet als zodanig begrepen. Hij rent net niet naar de volgende klus die blijkbaar staat te wachten.
Waarschijnlijk verslag uitbrengen op kantoor, waag ik te denken. Volgende keer toch maar een schone broek voor de volkstuin, daar wisselen, ook al kunnen ze de vieze-aardevlekken, eerlijke hardwerkvlekken, vast niet op hun beeldscherm zien.

Morgen nieuwe bonus in Zijperspace, maar nog steeds geen thee.
(Er is meer te verkrijgen van de super in NL-Blogosfeer deze zondag: Irene, Luna & Suffie hebben ook een bijdrage geleverd. Wie weet nog meer???)

Cursus Lijfloggen: Deel 4

Maximaliseer!

Haal het onderste uit de kan. Gedraag je niet zoals die mensen die denken dat het zin heeft het laatste beetje bier in ’t glas te laten staan. Je hebt voor het gehele pakket betaald, waarom er niet geheel en al van profiteren? Er wordt al te veel weggegooid wat net zo goed gebruikt had kunnen worden. Bergen afval hadden mensen kunnen consumeren, maar vonden een voortijdig einde om slechts nog te dienen als vulling van heuvels aarde, in een enkel geval hergebruik.

Ik ben zelf een groot voorstander van het leeglikken van de pan. Met de vinger diep weg schrapen. Wat zich in de pan bevindt nadat deze zogenaamd is leeg gelepeld, lijkt mij immer aantrekkelijker dan hetgeen zich uiteindelijk op mijn bord heeft laten scheppen. Restjes vlees, een vettig laagje saus, kruimeltjes gehakt plakkend tegen de panwand, druipende jus; dat alles lijkt zich verleidelijker voor te schotelen als het in minieme resthoeveelheid toont dan dat het in grote hoeveelheid gestort ligt op m’n bord. Het overschot lijkt zich in mijn ogen beter te presenteren dan het groter geheel.

Misschien een overblijfsel van mijn opvoeding. Vooral het gedeelte van de opvoeding waar mijn vader verantwoordelijk voor was. Die vroeg altijd een uur voor aanvang van de avondmaaltijd of er nog een kliekje van gister was. Dat werd dan in een klein pannetje op een laag pitje opgewarmd. Het deerde mijn vader niet als daarbij enige aangebrande stukken voedsel zich voordeden; dat vergrootte eerder zijn pret, dan proefde hij tenminste dat het een kliekje van de dag ervoor was. Meermaals probeerde mijn moeder hem ervan te overtuigen dat een opnieuw opgewarmde maaltijd minder vitamines bevatte dan de verse maaltijd die de rest van de familie at, maar de boodschap leek mijn vader niet te bereiken. Telkens weer liet hij aan het eind van de maaltijd vol enthousiasme merken dat hij zich verheugde over het feit dat er iets was overgebleven wat hem de volgende dag voorgeschoteld kon worden. Mijn vaders maaltijden stonden meestentijds afgedekt in de koelkast te wachten. Die van ons werd vers bereid.

Het zou wel door de oorlog komen, dachten wij kinderen toen. Maar aan het eind van het maal ontstond er tussen de broers vaak een mondeling gevecht over wie de pan mocht leeglikken. Mijn moeder beslechtte de ruzie dan. Zij kwam zelf uit een groot gezin, waarin elke cent ten volle benut moest worden. Ze koos iemand uit, met bijbehorende vingers, en de volgende dag was een ander aan de beurt.

Waarmee ik maar bedoel te zeggen: haal er uit wat er in zit. Profiteer ervan als iets zich voordoet.

Een sneetje in de vinger waarvan je de oorzaak niet weet? Onderneem een zoektocht, probeer een verklaring te vinden. Waar ligt de leemte in je geheugen? Heb je even niet goed opgelet? Wat zijn de mogelijke verklaringen?

Een blauw scheenbeen levert een veelheid aan materiaal dat zijn weerga niet kent. Men kan vertellen hoe men een trap poogde te bestijgen, om derhalve een fraai plaatje aan de muur te kunnen bevestigen, maar afgeleid werd door het kreunend geluid bij de buurvrouw, waardoor men de voet verkeerd plaatste. Men kan verhalen over het voorval waarbij men vol enthousiasme op de vriendin kwam aanlopen, geen rekening hield met de oneffenheden van de door de mens ingerichte en ontworpen wereld, en zodoende languit in de goot haar begroeting in ontvangst moest nemen, waarbij zij abusievelijk één van haar naaldhakken verkeerd plaatste.

Elke deeltje van het lichaam kan aanleiding geven tot een verhaal, een stukje tekst. De details vertellen vaak meer dan het groter geheel. Ook al lijkt het vaak dat alsof er minder vitamines in zitten.

Ikzelf probeer me, bij aanschouwing van m’n bont en blauwe scheenbeen (ik heb een gevoelige huid, maak ik mezelf steeds weer wijs), elke keer voor te houden dat er iets zeer belangrijks is gebeurd, wat ik me toch zeker wel moet zien te herinneren. Het ziet er namelijk zeer belangrijk uit. Een landschap van putten en deuken, gevormd langs blauwe en gele lijnen die het reliëf lijken te benadrukken, omgeven door krommende, toch wel enigszins mannelijke haartjes, die het wit van de ‘gezonde’ huid nog even als zijnde extra ongezond proberen te benadrukken.

Het aanschouwen van die witte benen doet me denken aan het vroegere klasgenootje, die mij steeds weer tijdens gymles probeerde te kleineren door over mijn ‘vlooienbenen’ te beginnen. In een gymzaal gevuld met leeftijdsgenoten, bruingebrande benen, stevige onderstellen, met nergens anders knokige knieën te ontdekken dan die van mezelf. Knokigheid werd geaccentueerd door de melkwitheid van de ondergrond, waar vaag dunne blauwe adertjes doorheen schenen. Vanaf die tijd durfde ik me slechts op de verplichte gym-uren te vertonen in korte broek. Alleen omdat het moest. Mijn verwondingen aan de scheenbenen lieten zich voor de rest slechts aan mij zien, aan het eind van de dag, bij het verwijderen van mijn eeuwige lange broek.

Maar telkens weer weet ik niet te achterhalen waar deze of gene blauwe plek zijn oorsprong heeft gevonden. Hoe iets dat schade berokkent door mijn broek heeft weten door te dringen. Ik weet geen andere oorzaak te vinden dan dat ik bij het sjouwen van kratjes tegen een nog stilstaand kratje ben opgebotst. Weinig heroïsch, weinig stof tot nadenken, maar daarom nog niet een reden om het te verzwijgen. Met de juiste zinnen om de blauwe plek heen verzameld wordt het vanzelf een tekst die meer over mij zegt dan de mond die zwijgt.

We willen tenslotte een lijflog vullen. Dan dient er ook materiaal te zijn. Put dus uit elke oneffenheid van je lichaam. Dat wat anders is dan de bedoeling van onze lieve heer bij de schepping is een verhaal op zich, juist omdat het anders is. Haal dat verhaal tevoorschijn.

Huiswerk: Aanschouw de onderkant van één van je twee benen en beschrijf alles dat je te binnen schiet bij het al of niet ontbreken van een blauwe plek aldaar.

(Deel 0 staat hier, als introductie op wat ik 50 afleveringen lang heb volgehouden te schrijven voor ‘t weblogmagazine about:blank, maar verloren was gewaand. Deel 1 & Deel 3 [daar kan je ook lezen wat er aan de hand is met Deel 2] zijn al herverschenen alhier. De komende tijd zal ik de rest van ‘t materiaal dat ik ondertussen geheel heb teruggevonden alsnog hier gaan publiceren.)

Kippenrestjesbouillon

Tijdens 1 van onze ‘Kerst-&-Kip’ die wij buren een paar jaar als jaarlijks gezamenlijk etentje organiseerden vond 1 van de buuvs ‘t maar raar dat ik alle kippenrestjes wilde hebben. Daar had immers iedereen met z’n mond aan zitten kauwen.
Ik heb ‘t uiteindelijk toch meegenomen, in een plastic zak, als ik ‘t me goed herinner. Maanden in de vriezer laten liggen & uiteindelijk bouillon van getrokken.

Vanochtend moest ‘t ook maar weer eens gebeuren. ‘t Vriesvakje boven de koelkast was aan de beurt om wat leger te raken. Gister had ik de grote vrieskast al van 4 pakketten bevrijd.
Wat overigens nog niet wil zeggen dat-ie dan onmiddellijk ook daadwerkelijk leger is. Van wat je er uit haalt maak je een maaltijd die voor minstens 4 personen genoeg is. Ik woon in m’n 1tje & de optel- of aftreksom hoef je dan al niet te maken om te weten dat bepaalde vakken leeg, bepaalde andere vakjes voller raken. Maar er is weer wat afwisseling voor als ik geen zin heb bij thuiskomst.

Er was ook een pan nodig. De enige geschikte voor dit karwei was de grote soeppan. Die stond al sinds augustus gevuld met appels, wodka & nog een improvisatie van kruiden.
De bouillon zou dus een vleugje appel meekrijgen. M’n vingers ook. Nu ook de typetoetsen. ‘t Aanrecht evenzo, want zo’n stenen jeneverfles is geen liter & snel vol. Buiten dat: een pan likeur afvullen geeft altijd troep. Over een week ben ik ziek van de geur die me tegemoet stroomt als ik de keuken instap & ik de verboden fructosevruchten hun geur door m’n neus voel stromen om m’n darmen pesterig te laten panikeren.
Ik moet ‘t echter positief bekijken: ik heb 3 flessen om visite te kunnen vertellen dat de likeur uit eigen tuin komt (dit is m’n vader die praat: somtijds kwam alles uit eigen tuin, van lievelingskost spruitjes, via beschimmelde bloemkool met een sausje tot de ultieme uiterste kwarteleitjes, maar ook daar moesten we gedwee knikken & later pas een zelfde soort humor gaan gebruiken om ‘m af te stoppen).

De kippenbouillon komt van eigen bord. Niks mag weggegooid. Elk botje geeft smaak.
De soeppan ging daarmee half vol, dat kwam door de bevroren toestand, & vervolgens gooide ik er koud water overheen. Vuur aan & wachten tot ‘t kookt.

Toen begon de leegmaakactie van ‘t vrieskastje pas serieus. Maandenlang heb ik nl restjes groenten verzameld. Niet de restjes van ‘niet opgegeten’, maar die kontjes die als ze vandaag de pan niet in zouden gaan een tijd geleden de compostbak hadden moeten opzoeken. Kontjes van ui, prei, rode & groene peper, wat dies meer zij. Maar ook de velletjes, als er maar geen zand of beurse plekken op zaten.
4 Zakken/bakken vol gingen bovenop ‘t kokend kippenpootjesvocht. De pan raakte dermate vol, dat er nog best wat water bij kon, zodat alles onder stond.

Dat staat nu op laag vuur. ‘t Laatste ingrediënt is nl geduld. ‘Liefst niet koken’ gaat goed samen met geduld.
Voordat ik dat lange wachten toevoegde, heb ik er nog even peper & laurier in de overvolle pan gepropt. Die kleine korrels & blaadjes pasten nog net.
Zout had ik ook wel kunnen doen, maar aan ‘t eind van de middag ga ik eerst kijken of ik de smaak nog wat verder wil laten concentreren. Dan pas zout, als dat al nodig is.

Dan opnieuw knoeien, van pan naar pan. Beetje hulp van vergiet, maar die is al snel te klein van de troep die eindelijk bij ‘t vuil kan.
Misschien dat dat knoeien de geur van appel verdrijft.

Broodje kippenbouillon staat op menu in Zijperspace vanavond, misschien aangevuld met wat boon.

Speellijst (V): Instru

Even iedereen z’n mond dicht.
‘t Lukt mij wel als ik alleen ben. Vandaag zit de deur ook op slot. Behalve dan dat ik verplicht was nog de deur uit te gaan rond half 12.
Ik kan me niet herinneren dat ik iets tegen mezelf gezegd heb. Nu, slechts nú, merk ik dat m’n mond gaat prevelen als m’n vingers langs de juiste toets mis schuiven, backspace-interruptie & dan op ‘t toetsgeroffel ‘t woord spelt.

Maar anders klinkt er altijd wel een stem. Buiten hier, deze plek, buiten binnen.
‘t Diemerbos is de enige uitzondering. Maar dan moet ik wel de vergeten uithoeken & verborgen paadjes nemen.
Men wil immers vaak genoeg weten wat ik doe als er plots een ontmoeting plaatsvindt. ‘t Paar dat me 2 weken geleden aansprak trof me enkele dagen geleden opnieuw.
De insectenmeneer!
2 Minuten dit keer. Niet 5.
Is niet erg. M’n mond staat niet stil tenzij zij aan ‘t woord zijn. Maar ik moet achteraf weer gaan bedenken wat ik allemaal gezegd heb. Wat was 1st & wat volgde daar op? Had ik niet beter…
Te veel vragen over ‘t zelf niet stil zijn.

Daarom muziek, na uren achter elkaar slechts m’n gedachten gehoord te hebben die de computer bestuurden. & Tussendoor, met toestemming mijnerzijds ‘t zachte geruis van regen op blad, dat door de tuindeuren fluisterend binnen kwam.

De speellijst bestaat uit nrs waar ze de menselijke stem vergeten zijn.
Niet omdat ze hem niet bedacht hadden, net zomin dat er onbewust geen behoefte aan was. Nee, stem bleek gewoon niet nodig. Of de zanger was er niet. Was misschien zomaar eens druk bezig met een tamboerijn. Of eventjes plassen.

Er was al te veel. Muziek was al alom. Dat moet niet nog eens aangevuld door menselijke betekenis.

Hier is muziek. Ik noemde ‘t Instru.
Druk maar op ‘t plaatje, dan gaat de lijst vanzelf lopen.

Houden we hier weer ons mond in Zijperspace.