Instaspaced (XLVI)


Mijn broek dat is, waar de dame bleef tot ‘t moment dat ik over een hobbelig 2e-rangs weggetje, slechts bedoeld voor kampeerders met stevige trekhaken & langdurige gereserveerde standplaatsen zodat ze nooit klaagden – maar madame blinde bij voelde zich op dat moment ietwat ongemakkelijk na een toch heerlijk samenzijn van minstens een kwartier veel te late rust (mijnerzijds; die van haar had waarschijnlijk wel enkele uren eerder kunnen plaatsvinden, mogelijk met een volgepompte eierkast had zij de laatste mannen hardhandig af moeten wijzen): ze kroop & vloog weg van m’n niets verlangend geduld.

& ‘t Gezelschap van Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Soesjes

Ik heb eerder de Bossche Bol uitgeprobeerd toen hij met de befaamde sticker was versierd. Uitgebreid besproken, in al zijn aspecten, van de 35%-sticker tot de teleurstellende kwaliteit ervan, & via Appie richting Paul de Leeuw die zich ooit ermee liet bekogelen in de woonplaats waar ze wel wisten hoe je zinnig met dergelijk etenswaar moet omgaan.
Maar ik mocht niet klagen van mezelf, hoewel de prijs minus die sticker toch te hoog bleek om een herhaling te garanderen. Maar geen enkele Appie die zich daar druk over kon maken: een volgende sticker op zo’n 2-pak BB zal vast dezelfde dag een goedgevulde maag plus sierlijke witranden om een andere, mij vreemde mond opgeleverd hebben.

& Ik besef me terdege dat als ik niet heel duidelijk ben over ‘t huidig bestaan van de kortingsstickers, waar menigeen zijn dagelijks voer door laat bepalen, mijn bespreking van ‘t volgende stukje nostalgie (mijnerzijds) zal verzinken in oubollig onbegrijpbaar ouderwetse taal (toekomstige-lezerzijds) waardoor mogelijke kostbare tijd beter besteed had kunnen worden.
Maar goed, ik lig straks digitaal ter inzage in de Koninklijke Bibliotheek, voor zolang de houdbaarheid van de huidige elektronische techniek nog geen einddatum in zicht heeft natuurlijk, zodat een toekomstige onderzoeker van ‘t wel & wee van heden ten dage (daar hebben ze straks vast een goed woord voor uitgevonden als Antropoceen vanwege schaamtegevoelens uiteindelijk toch is afgekeurd) kan achterhalen wat, hoe & wanneer we aten & voor welk bedrag we ons daarmee tevreden stelden.
Dus ik moet vooral hiermee doorgaan, want wie weet schrijf ik nog wat bruikbaars.

Ik heb dus daarnet de Chocoladesoesjes uitgeprobeerd. Ze lagen me in ‘t kleinste filiaal van de buurt te verleiden dankzij genoemde sticker, hoewel nog steeds veel te duur, waardoor ‘t me een omweg van 2 gangen schappen heeft gekost om ‘t doosje van 7 toch in m’n mandje te deponeren.
Waarom een priemgetal, vraag je je dan meteen af bij zo’n kleinood dat in zijn presentatie van vorm & grootte er om smeekt met anderen gedeeld te worden?
Dan bof ik dat er niemand op mij wacht, evenmin dat niemand verwacht dat ik met overbodig snoepgoed ‘t huis zal betreden. Hooguit als ik 6 kinderen had gekregen door onbevruchte vermeerdering die een zekere Maria mij niet na had kunnen doen, had ik in dit geval evenmin een probleem gehad, tenzij de eenheid van 1 per persoon de trek bevestigd & de bevrediging ontkent was bevonden.
Maar laat mij vooral niet over onmogelijkheden oreren & in huidige realiteit blijven hangen.

Nr 1 was al voordat de boodschappentas de laadbak van de fiets had kunnen bereiken uit verpakking gepeuterd & verorberd, nr 2 liet zich snel volgen vanwege ‘t onwaarschijnlijke hapslikdoor-effect dat nr 1 had gesorteerd & nr 3 liet zich door enkele overwegingen die ‘t impulsiviteitsproces enigszins deed vertragen op een lagere stand van de door de kilometerteller metende snelheid richting mond bewegen.
Waarna ik besloot om de fiets te gebruiken waarvoor hij oorspronkelijk, voor de komst van de laadbakken, voor was uitgevonden, nl beweging.

Ik heb 6, 7, 8 & 9 nog even in de koelkast gehad, bang dat ik was dat mijn genoten ontbijt in de verdrukking zou raken & zich verjaagd zou gaan voelen bij zoveel gezelschap. Maar ‘t gevoel dat me zei dat er nog lucht te ademen viel, dus aan ruimte vooralsnog geen gebrek in die regionen, liet mij teruglopen richting de tijdelijke bewaarplek. De verpakking werd weer opgepakt, in vulgewicht gehalveerd door een routineus herhalend gebaar, waarop ik de laatste 2 ook maar meegenomen heb richting plek waar ik nu deze tekst in zit te typen. ‘t Lege plastic bakje gemakkelijk terzijde geschoven zodat ik alle ruimte heb om wijdarmig te verklaren dat de soesjes niet onderdoen voor de BB, maar dat ze tegelijkertijd niet van een keukenprestatie van Appie & z’n kokkie doet getuigen.

Er zit echter iets verslavends aan dat spul, dat gedeeltelijk gestimuleerd wordt door ‘t gebruikte priemgetal & de ongemakkelijkheid daarvan, deels ook door ‘t besef dat ik dergelijke dingen anders nooit eet & ‘t een sensatie is als ik een pil ter verwerking van de lactose heb geslikt & dingen daardoor kan proeven die ik me slechts kan herinneren van bijna een halve eeuw geleden.

Wellicht dat Zijperspace daardoor een ietwat ouderwets overkomt voor de dame/heer onderzoeker straks.

Reisverslaan

Je vertrekt.
& In een andere regel kom je weer thuis.
Daartussenin moet zich iets afgespeeld hebben.

Hoewel er vaak genoeg niets bijzonders gebeurd is. Wie ben jij nou om een reisje NL als iets speciaals te pretenderen als er een paar fietstochten zijn afgelegd. Wat is een ritje op de fiets met de versie oerdegelijk in vergelijk met licht & efficiënt bepakt & soepel op dreef.
& Zoals vanzelfsprekend vice versa. Met vanzelfsprekende varianten op andere vanzelfsprekendheden.
Tegelijkertijd mag je je wel afvragen waar ‘t begin was & waar ‘t eind. & Hoe komen die punten & alles daartussen bij de ontvanger binnen. Waar ligt ‘t verloop & is de tocht belangrijker dan ‘t doel. Of de vraagteken die er ergens onderweg wordt gesteld.
& Kan dat expliciet. Of juist niet.

Zo ging ik van Nijmegen terug naar Amsterdam. Na ‘t eerder in omgekeerde volgorde te hebben gefietst. Je wil tenslotte ergens terechtkomen om iets mee terug te kunnen nemen.
Catharsis, ontwikkeling, ledigheid, liefde, bloei. Een begin- & een eindpunt, met de bergen & dalen daartussen.

Hoewel de aanvang voor mij een groots moment is, komt dat doorgaans in de schaduw te staan van de uiteindelijke thuiskomst.
Ik had een prettig verblijf in Nijmegen. Geheel op mezelf in gezelschap van 2 behoeftige katten & idem konijnen. Mijn verlangens waren overwegend bier, beweging & eindedaags vermoeidheid. Ik had er weliswaar meer van willen maken, maar bij ‘t lezen van boeken op de rustgevende bank overviel mij die doorgaans vroegtijdige bovenmatige behoefte aan rust.

Dus laat ik ‘t maar over de thuisreis hebben. Waar ik mezelf ontwikkel, alles van mezelf bij elkaar haal & uitvergroot.

Ik beloof mezelf vooraleer ik begin ‘t dit keer kalm aan te doen. Ruimte & tijd te nemen. Te genieten van ‘t afscheid van wat me voorbij gaat. De bloemen & kleuren vooral, want fietsend beleef je de rest niet al te veel. Nog wel de wolken die gaan & komen, passanten die jouw tempo tegengesteld of geheel niet hebben. Alles wat komt op de korte duur af moet staan aan de volgende tijdelijke aandachtskandidaat.
Maar al gauw is de tijd datgene wat me alsmaar meer overheersend bezighoudt. De benen dwingen daar toe. Ze staan niet stil, draaien hun rondes & willen een steeds prominentere rol spelen in de uitstap die bezig is voorbij te gaan.

Slechts de passanten die tijdelijk dezelfde kant op lijken te gaan zijn een daadwerkelijke gebeurtenis. ‘t Schuilen onder een appelboomgaard met een vrouw die mijn voorbeeld volgt & haar man die schuchter mijn voorbeeld weigert, met een conversatie die ikzelf moet openen op ‘t moment dat ‘t afscheid door de dunner wordende druppels zijn intree doet. De vrouw een goedlachse maat, de man die toegeeflijk zijn vrouw in een joviale groet solidair is.

Of de buschauffeur die me een blik gunt als ik mezelf een zwerver denk terwijl ik uitlaadt, bier uit een lekkend aandenkblik van al m’n spullen wegwas, spoel, zondroog, daarbij nog even de hulp van op dat moment spaarzame regendruppels inroep, maar plakkerig armoedig een scheut in de rug ervaar & m’n rol van vuilniszakkenzwervende zonderling nog wat sterker beleef.
Gelukkig is daar m’n aparte pronkende transportfiets die me uit doet staan bij de racefietsen & dorpsgenoten. & De buschauffeur die alles aanziet & geduldig wacht tot ze weer voegt in haar tijdschema & mij m’n gang laat.

Ik bel de afspraak voor de volgende dag af, als ik geen overtuiging meer denk te hebben met zo’n rug nog normaal te kunnen functioneren. Ik voel de tranen prangen als ik geloof voel als ik m’n verhaal heb gedaan & donderdag als vervangend moment wordt gevonden.
Ben nog maar halverwege de tocht.

De meters gaan dan vliegen, want ik wil de kilometers niet meer voelen. Hoewel ze in alles opgeschreven staan. De bomen die voorbij flitsen, net niet snel genoeg, de dorpen evenzo. De straten van Utrecht, wat een opluchting lijkt want ik blijk m’n stadse overzicht in snelheid niet in ‘t gezapig raderende zuiden verloren te hebben.
Maar de berichten van de me wachtende parkparty stromen gestaag sneller binnen op m’n telefoon annex routeplanner, dit onder druk van de wel of niet vallende regenbuien. Ze doen m’n winst van de binnenstad teniet doen & de wegen vanuit haar centrum rechter in z’n oneindigheid lijken. Vooral als ‘t kanaal zich aankondigt in z’n vergezicht onder opnieuw veranderende wolken.

& Dat wil ik dan allemaal vertellen bij aankomst op een amsterdams veld.
Stiekem toch.
Hoewel ‘t vooral m’n benen & rug zijn die praten. & ‘t Non-communicatieve.
Want corona heeft ons een communicatie bezorgd die niet overeenkomt met wat mensen als ik meemaken die somtijds toch mensen nodig hebben om daar woorden voor te kunnen vinden.
Elkaar niet aanraken is niet erg, maar de introductie tot kort dichter bij te zijn, bij iemand aangekomen: je vraagt je af (jíj vraagt je af) waar je dat moment aan kan herkennen.
Waar is de reis gebleven als de woorden een ander niet heeft geraakt?

Zijperspace is thuis.

Cursus Lijfloggen: Deel 8

Plons!

Ik voor mezelf wil niet dat mijn leven uiteindelijk voorbij is gegaan zonder enkele rimpeltjes te hebben achtergelaten. Rimpeltjes als die van een steen die in stil water terecht komt. Steeds wijder drijven de golfjes uiteen, steeds zwakker wordt de kracht, steeds verder uiteengedreven, totdat het zover verwijderd is van zijn oorsprong dat je niet meer kunt zien dat er vlak daarvoor een steen die inmiddels verdwenen rimpeling heeft doen ontstaan.

De plons van mijn leven mag wel even voortduren, een frons doen veroorzaken in de gezichten van hen die mij gekend hebben. Dan is het de moeite waard geweest, dan ben ik geen klein kiezeltje geweest die zonder noemenswaardige beroering de diepte in is gedoken.

Nou was ik geen held in zwemmen. Met moeite heb ik mijn hoofd boven water weten te houden, tijdens de zwemlessen gedurende de lagere school. Maar duiken vond ik alleszins de moeite waard. Trots riep ik tijdens de vakantie mijn moeder aan, die aan de overkant van de zon zat te genieten, om haar te tonen dat ik voorover het water in kon springen. Duiken heette dat, had ik net van het vakantievriendje geleerd.

Ik stak mijn beide handen uit, in elkaar gevouwen tot een spitse punt, dat had ik hem ook zien doen, boog mijn bovenlichaam schuin richting water en liet me voorover vallen. Bovengekomen was het meest belangrijke te zien of m’n moeder had gekeken. De roodgloeiende buik, veroorzaakt doordat deze plat op het wateroppervlak terecht was gekomen, was van inferieur belang.

Mijn moeder zette nog snel even haar zonnebril af, om te tonen dat ze het in de gaten had gehad. Ze trok haar wenkbrauwen op, in volle verwondering, open mond, & zei vol enthousiasme dat ze verbaasd was dat ik al zo goed duiken kon.
‘Nu nog leren zwemmen,’ zei één van mijn immer kritische broers er achteraan.

Goed, ik wilde het best toegeven, meer dan wat gespetter in water waar ik nog net kon staan kwam ik niet, maar ik durfde nu in ieder geval m’n hoofd onder water te houden. Ik zou later heus wel een groot zwemmer worden.
En al was ik niet groot, niet breed, niet dik, eerder wat iel en bovendien de kleinste van de klas, ik wist dat je indruk op meisjes moest maken door de aanwezigheid van je lichaam te tonen.

Andrew had daar geen moeite mee. Tijdens de zwemlessen, de laatste 10 minuten vrij zwemmen, waarin je mocht doen wat je wilde, maakte hij volop gebruik van zijn lichaam. Door een bommetje te maken.
Benen bij elkaar gevouwen onder zijn buik, zo hoog mogelijk van de duikplank springend en dan als zo klein mogelijk verpakt pakketje het water in plonzend. Vlak naast het leukste meisje van de klas. Dan haalde hij optimaal profijt uit zijn omvangrijke lichaam.
Frank kwam later met een betere methode: met je rug richting het water gekeerd, één knie naar je toegetrokken en met je billen het eerst het water aanrakend; dan verzette je niet alleen veel meer water, je kon bovendien zíen wat het effect was. Je was niet meer afhankelijk van het ‘oeh’- en ‘ah’-geroep van je mannelijke klasgenootjes om te weten of het meisje in kwestie danig onder gespetterd raakte.
Frank leerde ons net als Andrew optimaal gebruik te maken van ons lichaam, zonder dat we daar onmiddellijk groot en sterk voor hoefden te groeien. Maar voorlopig keken alle meisjes slechts naar het lichaam van Frank.

Je probeert indruk te maken. Tegenover de mensen om je heen, tegenover mensen die je passeren. Je moet laten blijken dat je leeft, dat men niet door je heen, maar om je heen moet lopen. Je probeert sporen achter te laten in andermans leven, een zaadje daarin te planten, zodat een deel van je eigen leven verder groeit in dat van een ander. Zodat je niet vergeten wordt. Zodat er iets kan groeien dat bredere cirkels vormt, grotere golven veroorzaakt, nog meer deining oproept.

Je schrijft om te blijven, om niet onmiddellijk vergeten te worden, om gelezen te worden, om niet onopgemerkt aan dit leven voorbij te gaan.

Maak dus een mooie plons, een plons waar je niet alleen je gewicht of je volume in gooit, maar één waar je meer effect mee kan bewerkstelligen. Een dergelijk effect dat je het resultaat zelf ook nog kunt overzien. Dat je tevreden kunt kijken naar wat het veroorzaakt, wat de gevolgen zijn.

Het gaat niet om de spetters, het gaat om wat het bewerkstelligt en of je er zelf profijt van trekt. Een plons waarbij de rimpels nog lang blijven nagolven.

Huiswerk: Probeer te bedenken wat die eerste duik in het water voor je betekende en beschrijf het effect die het had op je naaste familie en beantwoord daarbij tegelijk de vraag of je net zo’n pijn op de buik voelde gloeien als dat ik de avond van mijn eerste duik had.

(Deel 0 staat hier, als introductie op wat ik 50 afleveringen lang heb volgehouden te schrijven voor ‘t weblogmagazine about:blank, maar verloren werd gewaand. Deel 1, Deel 3  [daar kan je ook lezen wat er aan de hand is met Deel 2], Deel 4, Deel 5, Deel 6 & Deel 7 zijn reeds herverschenen alhier. De komende tijd zal ik de rest van ‘t materiaal dat ik ondertussen geheel heb teruggevonden alsnog hier gaan publiceren.)

Schoonmaakpauze

M’n schoonmaakpauze duurt ong 12 uur. Voor een 1e ronde heb ik m’n best gedaan. Doe ik meer dan heb ik grote kans dat ik dat meer straks vies maak & ‘t morgen nog een keer moet doen.

Ik ben blij dat ik zo ben, maar ‘t irriteert tegelijk. De hele tijd rekening houden met alle mogelijkheden, wat er voor zorgt dat ik continu alles aan ‘t nalopen ben. ‘t Zijn cirkeltjes, waarbij als je een stukje uit de bocht vliegt opnieuw kan beginnen.

‘t Is vooral zonde van de tijd. Ondertussen had ik ongestoord een boek kunnen lezen. Oid.
Tegelijkertijd is dat ik dat zonde van de tijd vind een onderdeel van ‘tzelfde verschijnsel. Want alles moet zo efficiënt mogelijk nl.

Dus nu ben ik lijstjes aan ‘t repeteren.
Benedentoilet moet nog; boven is gedaan.
Behalve de wasbak na tandenpoetsen daar nog ff checken, plus douche.
Wasbak in de keuken grote beurt, maar vooraleerst afwas.
Dat kan niet vóór ‘t ontbijt => moet na ‘t ontbijt, de afwas.
Wanneer pak ik dan in? Pak ik alleen de spullen in die ik niet meer nodig heb in 1 tas?
Wat als ik me bedenk?

Daar begint de rotzooi. Dan begin ik snoertjes te zien, die nog druk bezig zijn m’n spullen op te laden. Onderweg wil ik muziek. Onderweg heb ik een routeplanner nodig. Onderweg wil ik foto’s kunnen maken.
Dus als alles straks vol is, de powerbanks ook, dan moet morgenochtend dat wat in de tussentijd nog een beetje leeg geraakt is opnieuw opgeladen worden.

Waarop ik bedenk dat ik afgeleid ben. Hoewel ik wel bijna de juiste volgorde heb gevonden. Want zonder laders & volle telefoon & box & powerbanks kan ik niet weg.
Maar zonder schoon achtergelaten huis ook niet.

De tafel is inmiddels wel wat leger. Waar ik bij aankomst alles had neergesmeten, geen plan voor andere nuttige plekken van wat ik uitpakte, heb ik dat allemaal als 1e weer ingepakt. Blijkbaar had ik die spullen nooit nodig gehad.
Wat er nog ligt, daar zoek ik ruimte voor. Of een zinnige plek.

Maar zo gauw ik over zinnig ga nadenken begint de mallemolen van voren af aan. & Worden na ‘zinnig’, ‘volgorde’ & ‘plek’ herhaald. Waarna geconcludeerd wordt dat ‘volgorde’ altijd 1st moet, want dat is zinnig, want dan krijgt alles z’n plek.

Was weg van huis ook maar Zijperspace.

Log(eer)boek

Ik zal toch iets moeten schrijven als ik me voorgenomen heb bij te houden wat me zoal bezighoudt in den vreemde, al is ‘t dan een huis waar ik eerder met Tineke op de katten & ander huisgedierte heb gepast.
‘t Is een leuk hangijzer om verhalen aan op te hangen. ‘t Vreemde roept andere onverwachte associaties op.

Dus ook op de 1 na laatste dag. Ook al heb ik me gister eigenlijk al voorgenomen de hele dag binnen te blijven. Een moment van geplande lethargie waarvan ik me nog net besef dat die niet uit de hand mag lopen.

Ik werd enigszins wakker geschud op ‘t moment dat tijdens 1 van de onderwerpen tijdens ‘t radioprogramma Nieuwsweekend ‘t woord lactose-intolerantie werd genoemd. ‘t Werd in verband gebracht met depressiviteit, maar bij ‘t nabeluisteren van ‘t item bleek ‘t vooral te gaan om hoe je bacterie-huishouden invloed kan hebben op stemmingen. Depressesies, onstemmigheid, onwelbehagen, etc. worden dus mogelijk in je buik veroorzaakt.
Mogelijk te bestrijden met probiotica, was de heilboodschap.

Terwijl ik net een salade als ontbijt voor mezelf had bereid. Zo rijk mogelijk. Als in variatie in ingrediënten. 2 Soorten sla, vers uit een abonnement van de buren die op vakantie gingen. Ook oma ging weg, zei de grootste van de kleine kinderen die een half uur op m’n logeertrampoline hadden mogen springen. Vandaar ook de bos lente-uien.
Waar de grens met bosuien of salade-uien ligt, vraag ik me al jaren af.

Naast lactose ligt fructose moeilijk bij mij. De afwijking uitspreken gaat me daarentegen goed af, hoewel ik wel enige weken heb moeten oefenen op vloeiend fructosemalabsorptie. ‘t Is dat huppelen tussen verschillende klinkers & medeklinkers wat de tong kan breken.
Als je ui bakt hebt je niet te maken met fructose. Maar ik gebruikte ‘t groene gedeelte voor de salade. Dus dat was niet nodig.

Ondertussen zit ik me nu af te vragen hoe ik al vooruit wist dat ik me aan geplande lethargie zou overgeven.
De inhoud van de Nieuwsweekenduitzending was me onbekend.
De buurkinderen waren nog niet wezen trampolinespringen.
Er waren mij tot ‘t vooruit plannen voor vandaag geen overgebleven kroppen & bossen overhandigd.

Ik heb al uren geen honger. M’n buik voelt als 2 keer zo dik. Er zit een postzwangerschapsrol boven m´n mannelijkheid te hangen. Ik wil de deur niet uit & ‘t ligt niet aan de regen, want die is al een paar uur voorbij.
Ik heb bacteriën die ‘t niet accepteerden dat er geen rekening met ze gehouden werd. Niet die lactose-intolerante bacteriën: de fructose-varianten.

Ik zeg niet dat ik probiotica wil. Ik wil gewoon een reset. Doe maar een complete verbouwing daar.

Want men moest eens weten hoe somber ik werd toen maar 1 bezoeker langskwam in Zijperspace vandaag & er geen burp van verlichting zich aandiende.

Niemandspaadje

‘t Vreemde is dat ik me tot nu toe ‘t gelukkigst voel op een onbestemd paadje net over de grens in Duitsland.
Vandaag kwam er een vrouw mij voorbij rijden richting doodloop waar ik op dag 1 heb gezeten & de wereld heb beschouwd. Ik zag haar hulpeloos strijden waar ik blij was dat er geen oplossing was, geen weg naar buiten dan de weg in die ik de dag ervoor ook had proberen te vermijden door door te rijden.

Ik vond ‘t wel prima zo. Er stond een bankje vlak voordat ‘t niet verder ging. Zo’n niet te vinden bankje als je er op geattendeerd bent dat ‘t een weg met een einde is. Waarom zouden mensen immers op doodlopende paadjes hun weg voort willen zetten als ze op de hoogte zijn van hun onbestemdheid?
Ik hield wel van die symboliek. Slechts een beetje verwondering over waarom, maar daar liet ik ‘t bij. Ik had m’n plek gevonden. Anderen mochten zich voor even niet met mij bemoeien, tenzij ik anders wilde. Rijk alleen.

Ik had mijn fiets vandaag op de plek van de laatste afslag gezet. Alles van ‘t eindgebed, van vluchten niet meer mogelijk, van dood of lopend, daar wist ik alles al van: dan moet je niet de goden gaan verzoeken. Niet nog een keer.
Dat heb ik niet in die termen op dat moment bedacht, maar wel intuïtief zo gevoeld. Ik had er op dat moment geen woorden voor nodig. Ook geen gedachten die behoefte hadden woorden te worden.

Tot mevrouw langs kwam.
Ik dacht – knikkend van goedendag zoals je doet als je er van uitgaat dat er niet veel goedendags zullen volgen op zo’n plek – ze gaat voor de bank. Heerlijk rustig. Zelfs als ik op 200 m afstand blijf waar ik ben. Ik bij de uitgang naar de rest van de wereld & zij bij ‘t doodlopend bankje van ‘t eind ervan.

Ze bleek geen ervaring te hebben, net als ik de dag ervoor. Op de plek waar ‘t naar stront rook, ik vermoedde gister iemand die eerder eindelijk een geheimveilig plekje gevonden had voor acute diarree, gevolgd door de strontvliegen die zich niet lieten storen door een gebrek aan doorgaande fietspaden, & zich daar in alle gehaaste rust van acuut dus had ontlast. Bij de boerenwormkruid & de bijvoet die ik op insecten wilde onderzoeken.
Maar met strontvliegen deel ik geen passie.

Zij wilde door. Ik zag haar ronddraaien op haar fiets alsof zich er een rotonde bevond. Meermaals. Waar ik wist dat keren nog best moeilijk was op ‘t pad dat overal even breed bleef.
& Na 5 min reed ze terug, voorbij weer aan ‘t bankje aan ‘t eind van de wereld, waar ik m’n vrede had gevonden.
Vervolgens mij passerend zei ze me opnieuw gedag, nu wat minzamer & minder gehaast. Berustend.
Ze sloeg wederom niet mijn uitgang in, waar ik de wacht hield bij de brug over ‘t water terug naar ‘t grote, snelle verkeer, alles controlerend dat niet aangetrokken werd door stront.
Zij reed terug dieper Duitsland in, waar blijkbaar haar huis stond.

We gebruiken dezelfde munten, dacht ik, maar blijkbaar ligt ‘t onbestemde toch ‘t liefst aan jouw kant van de grens. Maar zwart blijft donker & stront stinkt net zo hard.

Behalve die van Zijperspace natuurlijk.

Voorvoorbereiden

Wat je niet vies maakt, hoef je ook niet schoon te maken. Dat is een drijvende gedachte ondertussen, hier op dag 3 in een huis in ‘t zuiden. Dan reken ik maandag niet mee, want dat was de dag van aankomst. Hoewel ik misschien wel juist die dag ongemerkt m’n stempel van aanwezigheid op diverse plekken heb achtergelaten.

Tegelijkertijd is er een stelregel die ik van ex-vriendinnen heb meegekregen, hoewel ze ‘t me niet letterlijk hebben bijgebracht, maar me er wel op gewezen hebben.
Die stelregel luidt zoiets als: alleen vanwege je aanwezigheid wordt ‘t ergens vies.
Ongemerkte viezigheid ontstaat vanzelf. Omdat je nou eenmaal continu huidschilfers & haren verliest. Omdat je met je schoenen van buiten naar binnen komt. & Wat denk je van een kopje of bord dat je op tafel zet? & Alles kruimelt & dat heb je lang niet altijd in de gaten.

De dag voor vertrek wordt dus aanpoten om al m’n sporen te wissen.
Alleen ben ik er nu al mee begonnen. Want geleidelijk aan ben ik om de schoonmaak alweer een systeem gaan construeren & er daardoor continu aandacht aan gaan besteden.
Ach, ik weet inmiddels wel hoe dat werkt bij mij, maar ‘t heeft me elke keer weer sneller te pakken dan dat ik in de gaten heb. Zo’n ex heeft me ooit ergens op gewezen & ik word ‘t efficiënte & overijverige jochie dat al z’n doen & laten in ‘t teken zet daarvan of anders alles voorbereidt & klaar zet op de ultieme (zo kort mogelijke) grote schoonmaak aan ‘t eind.

Nu ik me er weer bewust van ben valt ‘t me nog mee dat ik niet al begonnen ben met inpakken voor maandag.

Hoewel nog niet alles is uitgepakt in Zijperspace.

Optelsom

Je kan jezelf beter veel kleine dingen afvragen dan altijd maar grootse problemen proberen te analyseren om jezelf ‘t gevoel te geven dat je de wereld dan reuzenstappen verder helpt.
Heb ik vanochtend bedacht terwijl ik de helft van ‘t overblijfsel bami van gister op at. De bami was klein, had ik besloten & of ik wel zo snel na ‘t slikken van een pil voor m’n schildklier die bami kon eten was groot, al had de mensheid daar ook nog niet veel aan.
Tevens nog redelijk bescheiden, moet ik toegeven, maar dan ziet men de proporties waarin ik leef momenteel.

Dat die bami klein is in mijn beleving komt doordat er, al hangend boven de pan met een hoekige roerspaan moeilijk in m’n mond gestoken, een vleug van m’n moeders 1e pogingen van bami tot mij doordrong. Lekker net iets te veel zonnebloemolie, een mengsel van weeïge  bami & net iets te knapperig vlees & nog iets dat er niet in thuis hoorde, want Ma had ‘t recept verkeerd geïnterpreteerd. Waarschijnlijk doordat ze bij de vrijdagse boodschappen met de zussen niet over haar budget wilde raken. & Natuurlijk omdat 3 (soms 4) zussen evenzovele adviezen hadden, want ze hadden allemaal wel minstens 1 vrouwenblad van voor naar achter uitgepluist afgelopen week op recepten & nieuwe kapsels, die ze uiteindelijk geen van allen op zichzelf zouden uitproberen.

Mijn bami was natuurlijk allesbehalve wee, wel rijkgevuld & had bovendien voorbereide grootverpakkingskwaliteit van Appie gemengd met eigen vindingrijkheid die er voor zorgde dat ik er maar moeilijk af kon blijven in de ochtend van half uur wakker.
Doe daar een bedrieglijke zweem vakantiegevoel bij vanwege ‘t ergens anders slapen, plus een tijdelijke ontkenning van poezen & konijnen die nog hun ochtendvoer moeten krijgen & er staat daar onder de afzuigkap een gelukkig schranzende man die bij elke hap denkt dat ‘t z’n laatste is.

Zo rond dat moment ploppen plots de kleine vraagjes op, zoals de ballonnen die je als kind meenam ‘t bad in & je een weke rimpelige huid bezorgden vanwege de eindeloosheid van ‘t spelletje ze vanuit diep onder water omhoog te laten schieten.
Dezelfde onnozelheid, zeg maar, ‘tzelfde enthousiasme & een gevoel van week. Maar dat laatste zal wel de door Appie gaar gekookte bami zelf zijn geweest.

Een boel klein maakt uiteindelijk een grote optelsom, bedacht ik ook nog na alle afzuigkaponbenulligheid & een voor de ochtend veel te volle buik.
Ik schepte wat nog restte in een diepvriesbakje dat ik gister bij aankomst leeg gegeten had & begon me toen af te vragen welke bestemming die moest hebben: koel- of vrieskast? & Rekende deze vraag op bij de boel klein die ooit tot groots zou leiden.
Maar deze ochtend waarschijnlijk nog niet.

Er was genoeg anders te doen in Zijperspace.

Aanwezigheid

Er zitten al kringen. Terwijl ik hier alleen nog maar deze avond ben. Sinds half 7 om precies te zijn. Dat vertelde de routeplanner & hoewel ik de naam van ‘t routeplannerbedrijf niet wil noemen, want dan gaat-ie mij nog meer in de gaten houden, vertrouw ik die wel.

Bij de 1e vlekken ging ik m’n best doen, met een tissue uit de tissue-doos die misschien wel speciaal voor mij is klaargezet. Ik moet ‘t resultaat van 2 uur daarna nog bekijken. Maar eigenlijk heb ik de moed al opgegeven. Als op tafel al diverse kringen staan terwijl ik daar nog niets geks gedaan heb, kan ik beter wachten tot ‘t effectief meer resultaat heeft, zo’n schoonmaakactie.

Er zijn ook nog wat aanwijzingen achtergelaten. Altijd zwaar noodzakelijk. Want hoewel ik hier al een paar keer ben geweest, moet ik toch elke keer veel opnieuw ontdekken. ‘t Is niet je eigen huis, toch? Zo’n systeem moet elke keer weer geheel doorgrond worden omdat ‘t niet die van mij is. & Systemen ontstaan uit per-ongelukke praktischheden, al improviserend bij ‘t in de loop der jaren inrichten van je huis.
Ik weet er alles van. Ik heb heel veel per-ongelukheden & weinig improvisaties naast die van laten liggen waar er plek was.

Maar god, geef me dweiltjes. & Doe er meteen een tandenborstel bij, want daar heb ik er ook 1 tekort van.

Hoewel ik me wel af zitten vragen of ik dan alle dweiltjes & andere viezigheden, ik noem bijv ‘t beddengoed waar ik 7 nachten in ga slapen (hoewel ik nimmer kwijl & de meeste vanzelfsprekende dagelijkse sporen in m’n kleren blijven hangen, of anders in de wasbak of douche), die dan nog moet wassen voordat ik de woning verlaat…
Oeps, wat heb ik afgesproken over de sleutel? De brievenbus?

Er ligt, zoals ik al schreef, een lijstje met aanwijzingen. Waarbij dat laatste eigenlijk niet ‘t juiste woord is. Alsof je een computerspelletje speelt & oplossingen moet vinden & onderweg hints krijgt.
‘t Is meer een briefje. Van: ‘Welkom’ & ‘Heb je een goede reis gehad?’ plus ‘Je bier staat koud.’
Had ik zelf achtergelaten bij de voorbespreking vorige week.
Maar ik ben te moe & te uitstellerig (een vervelende variatie op ‘t gelijkende ‘aanstellerig’) om die moeilijk leesbare notities te lezen.

Zo heb ik me, omdat ik dan toch moet schoonmaken, mezelf alweer enkele vrijheden gegund. In dat korte tijdsbestek dat ik me hier bevind heb ik dat al bij mezelf voor elkaar gekregen.
Wc-bril stiekem niet naar beneden na afloop.
Die eerder genoemde kringetjes van bierglas & -fles op tafel.
Niet controleren of m´n tissue-schoonmaakactie effect heeft gehad.

Heus wist ik wel dat ik een viezerik ben, in enige mate, maar dat ik er ook buitenshuis zo snel van die eigenschap zou gaan profiteren…

Ik wilde ze straks gaan vragen: kennen jullie Zijperspace al, maar ik geloof dat ik dat maar ga laten.